08.09 - 22.10.22
SB34 / Clovis
Clovislaan 83-85-87
1000 Brussel
Deel van het OFFiciele programma van Brussels Gallery Weekend
De tentoonstelling neemt het decor van de context als uitgangsput van de plastische en filosofische beschouwing en nodigt de bezoeker uit stil te staan bij het postmodern concept.
In ‘Pars Pro Toto’, de Latijnse term voor de benaming van een geheel aan de hand van één van de samenstellende delen, is het werk van acht, voornamelijk lokale, kunstenaars te zien. Elk van de werken heeft iets te maken met de wijze waarop ruimte en materie als een omgeving beleefd en doorheen de tijd overgedragen wordt. Structurele en ornamentele elementen staan hierin centraal.
Aan de hand van een onderzoek naar vorm en taal, onstaat de scene van een fictie opgebouwd uit voorwerpen en ceremonies - een droom waarin de toeschouwer de protagonist is.
HISTORISCHE CONTEXTUALISERING
Een instituut is een maatschappelijk verschijnsel met een culturele, economische, politieke en historische dimensie. De institutionele kritiek trachtte vooral onder invloed van semiologen Umberto Eco (met ‘Opera Aperta’, 1962) en Roland Barthes (met ‘La mort de l’auteur’, 1967) aan de hand van de bevraging van objectiviteit, identiteit, originaliteit en authenticiteit het verschil tussen de (institutioneel bepaalde) esthetiek en de (persoonlijk bepaalde maar institutioneel gecultiveerde) smaak aan te tonen.
In de lijn van het onderzoek ik sinds 7 jaar met het tentoonstellingsplatform Société voer, kunnen conceptuele kunst en algoritmische kunst ons helpen een kritiek op het instituut te formaliseren en de plaats van expressie van een tentoonstelling radicaal te heroverwegen. Algorithmische en conceptuele kunst kunnen onderverdeeld worden in een linguistische, analytische en synthetische stroming. In het geval van synthetisch conceptualisme gaat het onderzoek uit naar de sociale, economische en politieke betekenis van het kunstinstituut en ligt de betekenis in de context.
De context van de actuele tentoonstelling is deze van een artist-run non-profit insituut waar werkruimten georganiseerd zijn rond een centrale tentoonstelingsruimte van postmodern alooi. In de postmoderne conditie worden oud en nieuw, populair en elitair gemengd en krijgt technologie een plek. De keuze om in een dergelijke context tentoon te stellen, is een uitnodiging om een kritische houding aan te nemen tegenover esthetiek en smaak.
CONCEPTUELE CONTEXTUALISERING
Van text tot context
In de jaren ’60 bevraagde institutionele kritiek ruimte (bijvoorbeeld Michael Asher’s werk) en informatie (zoals ‘News’ van Hans Haacke, 1969). Het is de sociale, economische en politieke situatie van de jaren ’60 die aan de basis stond van de conceptuele kunst. Nieuwe formaten deden hun intrede, waar enerzijds het werk en de drager samenvallen en anderzijds een onderscheidt gemaakt wordt tussen het werk en haar drager (cfr Seth Siegelaub ‘primaire’ vs ‘secundaire’ informatie). Dit leidde tot een uitbreiding van de context en de vorm waarbinnen het werk kan verschijnen (en verspreid en gepromoot worden), waaronder de architecturale ruimte (bijvoorbeeld Lawrence Weiner’s ‘36" x 36" Removal to the Lathing or Support Wall of Plaster or All Board from a Wall, 1968) en de publiciteitsruimte (zoals Joseph Kosuth’s billboard in ‘Text/Context’, 1977).
Vanaf de jaren ’90 bevraagde institutionele kritiek ook de relatie tussen het kunstwerk en de toeschouwer (bijvoorbeeld de deelname van Santiago Sierra aan de Biennale van Venetië in 2003). Op hetzelfde moment doen onder invloed van nieuwe technologien en nieuwe media nieuwe formaten hun intrede, waar de relatie tussen kunstwerk en haar omgeving bevraagd wordt aan de hand van autoreactieve, generatieve, interactieve, interactieve en connectieve (vernetwerkte) systemen en processen. De context werd in de jaren ’90 uitgebreidt tot het internet, de vorm tot netkunst en de drager gereduceerd tot een adres. Vandaag wordt onze maatschappij gekenmerkt door consumptie en informatie, en kunnen we een haast parallele sociale-economische ruimte waarnemen, waar mensen elkaar ontmoeten in virtuele clubhuizen en hun inkopen doen op virtuele markthallen. Kunst kan bekenen worden in ‘digital viewing rooms’ en op ‘gaming platforms’ waar men kunst kan ‘activeren’, ‘creëeren’ en ‘tentoonstellen’ (bijvoorbeeld in Animal Crossing, Minecraft, Occupy White Walls of Second Life). Wie hard genoeg zoekt vindt ook tentoonstellingen op het Dark Web (zoals ‘Dark Content‘, Eva & Franco Mattes, 2015) en architectuurwedstrijden in de Metaverse. De hoofdprijs zijn een landparcel en (non fungible) tokens; een nieuw formaat om kunst te verkopen, opbrengsten van kunst te verdelen, te certifiëren en haar authenticiteit aan te duiden. De architectuur en de kunst die in deze virtuele ruimtes getoond worden zijn gedematerialiseerd maar niet nieuw – ze maken gebruik van dezelfde structurele en ornamentele elementen.
Van dematerialisatie tot immaterialisatie
Conceptuele kunst in de jaren ‘60 benadrukte de aanwezigheid van materiele afwezigheid en de installatie betrad het domein van de compositie, zowel binnen als buiten de contouren van het doek, waar het oppervlak zich nu uitstrekt tot de ruimte. De (sensible) ervaring van de toeschouwer werd uitgebreid (met het intelligible) van kijken met lezen en voelen met begrijpen. Toen Jean-Francois Lyotard en Thierry Chaput in 1985 de tentoonstelling ‘Les Immateriaux’ samenstelde als een organisatie van informatiestromen waarbinnen het kunstwerk beschouwd werd als een met informatie verrijkte materie, baande deze verder op de ideëen voorgesteld in Lucy Lippard’s en John Chandler’s ideëen omtrent de ‘Dematerialization of Art’ en kan beschouwd worden als een verlichaming van de erfenis van de conceptuele kunst in de postmoderne conditie.
Algoritmische kunst verlegt vanaf de jaren ’90 opnieuw de grenzen van de fysieke ruimte en en de traditionele esthetiek, en laat de regels van de zwaartekracht en het perspectief achter zich. Vandaag krijgt Marcel Duchamp's ‘Air de Paris’ een geheel nieuwe betekenis in het licht van de ‘Cloud’, de door een wolk gesymboliseerde, geheel gedematerialiseerde vernetwerkte informatie ruimte.
De tentoonstelling ‘Pars Pro Toto’ wil stil staan bij de erfenis van het postmodernisme en wenst materie, dematerialisatie en immaterialiteit in dialoog te plaatsen, in een poging de complexe hedendaagse esthetiek en het fragiele evenwicht tussen het digitale medium en fysieke metier te vatten.
Curatorship:
Els Vermang
Kunstenaars:
Amélie Bertrand
Julian Charrière
Béatrice Guilleman
Sabrina Ratté
Sarah & Charles
Lucie Lanzini
Mathias Prenen
Maarten Vanden Eynde
Pictures: Silvia Cappellari